Maurice Ravel Pianoconcert in G (1931)
Pyotr Ilyich Tchaikovsky Symfonie nr. 4 in f, op. 36 (1878)
[lees ook: Seizoenstart Amsterdam]
[ontdek ook: Bucket List Podcast]
[ontdek ook: luistergids Boris Giltburg]
[bekijk alle toelichtingen]
01.09.2024 CONCERTGEBOUW AMSTERDAM
Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893) componeerde zijn Vierde Symfonie tussen 1877 en 1878, terwijl hij ook de laatste hand legde aan zijn opera Jevgeni Onegin. Het waren bewogen jaren voor de componist: in 1877 was hij gehuwd met de jonge Antonina Miljoekova, kort nadat hij van haar een hartstochtelijke brief had gekregen. Daarin verklaarde ze hem haar liefde, en dreigde ze tegelijk met zelfmoord als hij haar zou afwijzen. Tsjaikovski hoopte haar tevreden te kunnen stellen met een leven ‘als zus en broer’, zo stelde hij haar voor. Zo zou hij naar de buitenwereld toe kunnen pretenderen een gewoon gezinsleven te leiden, om daarnaast zijn eigen pad te bewandelen. Maar Antonina begreep pas veel later wat Tsjaikovski met zijn voorwaarde had bedoeld. Het samenleven ging dus moeizaam, en slechts enkele maanden na hun huwelijk vluchtte Tsjaikovski naar het buitenland.
Critici lezen deze symfonie maar al te graag als een autobiografische weerspiegeling van de lastige fase in het leven van Tsjaikovski. Maar hoewel zijn huwelijkscrisis de symfonie wel op een indirecte manier beïnvloed zal hebben, lagen de grote lijnen ervan wel al eerder vast. Al zijn de brieven aan zijn beschermvrouw Nadezjda von Meck (1831-1894) op dat vlak misleidend. De rijke weduwe en de componist onderhielden een jarenlange correspondentie zonder elkaar ooit te ontmoeten. Na het voltooien van zijn symfonie schreef Tsjaikovski haar een lange brief, als leidraad bij zijn symfonie. Daarin refereerde hij onder andere aan de Vijfde Symfonie van Beethoven, en maakte hij de vergelijking tussen zijn symfonie en een strijd met het lot, dat “te sterk is om als individu aan te weerstaan.” Maar of hij daarmee zijn eigen leven en lotsbestemming probeerde te vatten, is twijfelachtig.
De symfonie zou wel altijd een belangrijke betekenis hebben voor Tsjaikovski. In een brief aan Nikolay Rubinstein in januari 1878 schreef hij al: "Dit lijkt me mijn beste werk te zijn. Van mijn twee nieuwste creaties, d.w.z. de opera en de symfonie, geef ik de voorkeur aan de laatste." Een maand later dirigeerde diezelfde Rubinstein de succesvolle première in Moskou. Tsjaikovski’s jongere broer Modest beschreef de uitgelaten sfeer tijdens die uitvoering. Tien jaar later was Tsjaikovski er nog steeds van overtuigd dat dit één van zijn beste werken was. Naar von Meck schreef hij: “Het lijkt erop dat mijn appreciatie ervoor nog niet bekoeld is, zoals dat wel het geval is voor het grootste deel van mijn composities. In tegendeel, het vervult mij met warme en prettige gevoelens. Ik weet niet wat de toekomst zal brengen, maar op dit moment lijkt me dit mijn beste symfonische werk te zijn.”
Ravels Pianoconcerto in G is een blauwdruk van Ravels esthetiek. Met Mozart en Saint-Saens als voorbeeld, staat het ver van de vaak bombastische pianoconcerti uit de twintigste eeuw. “De muziek van een concerto moet, naar mijn mening, lichtvoetig en briljant zijn, en niet streven naar diepzinnigheid of dramatische effecten. Van sommige grote klassieken [met name Brahms] is gezegd dat hun concerti niet 'voor' maar 'tegen' de piano zijn geschreven. Ik ben het daar helemaal mee eens. Ik was van plan dit concerto de titel 'Divertissement' te geven. Toen bedacht ik me dat dat niet nodig was, omdat de titel 'Concerto' op zich al duidelijk genoeg zou moeten zijn.”, zo verduidelijkte Ravel zijn visie.
Hij schreef zijn Pianoconcerto in G tussen 1929 en 1931, na een concertreis door de Verenigde Staten. Hij had er de jazz leren kennen die ook in Parijs weerklonk: "Het meest boeiende van jazz is het rijke en afwisselende ritme. Het is een erg rijke en onmisbare bron van inspiratie voor moderne componisten, en het verwondert me dat zo weinig Amerikanen erdoor beïnvloed worden". Het verbaast dan ook niet dat Ravel de gesyncopeerde ritmes, bluesfiguren en jazzharmonieën in zijn pianoconcerto integreerde. Ook de Spaanse invloeden zijn niet ver weg. Qua vorm volgt het concerto de traditionele opdeling in drie bewegingen, die onderling erg van elkaar verschillen. Voor het orkest koos Ravel bewust een kleinschalige bezetting, waarbij vooral de diepe stemmen zoals de Engelse hoorn, basklarinet, contrafagot en de lage strijkers aan zet zijn - als contrast met de pianist die voornamelijk in het hoge register speelt.
Ravel wilde graag zelf de première uitvoeren, maar door gezondheidsproblemen moest hij van dat plan afzien. Pianiste Marguerite Long nam zijn plaats in tijdens de succesvolle première in 1932 in Parijs, met Ravel als dirigent. Het was de start van een tournee langs de grote Europese steden. Daarna ging Ravels gezondheid snel bergaf: een degeneratieve spierziekte zorgde ervoor dat hij het jaar daarop nog erg moeilijk kon schrijven, spreken of zelfs bewegen. Hij overleed in 1937 na een hersenoperatie, maar liet met dit werk wel één van de populairste pianoconcerti van de twintigste eeuw na.