Sergei Rachmaninov Isle of the Dead, op. 29 (1909)
Sergei Prokofiev Pianoconcert nr. 3 in C, op. 26 (1921)
Alexander Scriabin Symfonie nr . 4 ‘Le Poème de l’extase’, op. 54 (1908)
[bekijk alle toelichtingen]
[lees ook: longread Scriabin]
[lees ook: Rachmaninov in beeld]
19.12.2024 DE BIJLOKE GENT
20.12.2024 FLAGEY BRUSSEL
De Russische componisten Aleksandr Skrjabin (1871-1915), Sergej Rachmaninov (1873-1943) en Sergej Prokofjev (1891-1953) hebben meer met elkaar gemeen dan alleen hun afkomst. Alledrie groeiden ze op onder het juk van het sovjetregime, combineerden ze een carrière van pianist met die van componist, en probeerden ze in hun kunst los te breken van de bestaande tradities. Zij het elk met een verschillende uitkomst.
Rachmaninov wordt door velen gezien als een van de laatste grote romantische componisten en de belangrijkste opvolger van Pjotr Iljitsj Tsjajkovski. Hoewel het publiek gewonnen was voor zijn expressieve melodieën en rijke klankkleuren, waren critici niet altijd even enthousiast en bestempelden ze zijn muziek als ouderwets. Helemaal anders verging het Skrjabin. ‘Is het mogelijk om een componist als Skrjabin met eender welke traditie in verband te brengen?’, vroeg zelfs Stravinsky zich af. Skrjabin zag muziek als een middel om zijn mystieke ideeën te vertolken en de mensheid tot een hoger bewustzijn te tillen. Een excentrieke visie die hij vooral in zijn grote orkestwerken tot uiting bracht. Ook Prokofjev deinsde er niet voor terug om te shockeren. Maar naast zijn status als enfant terrible van de Russische muziek werd hij ook bestempeld als brugfiguur die de traditionele Russische melodieën verbond aan de vernieuwende toonspraak uit het westen.
Rachmaninovs carrière als pianist bracht hem in mei 1907 naar Parijs, waar hij door Diaghilev was uitgenodigd om zijn Tweede Pianoconcerto uit te voeren onder leiding van Arthur Nikisch. Tijdens zijn bezoek aan de lichtstad zag hij een monochrome reproductie van het schilderij Die Toteninsel (Het Dodeneiland) van Arnold Böcklin. Tussen 1880 en 1886 had de Zwitserse symbolist vijf verschillende versies van dat werk geschilderd, en de reeks was zo populair dat talloze reproducties over heel Europa te zien waren. Het schilderij toont een boot met doodskist die over het donkere water een desolaat rotsachtig eiland nadert. Het liet zo’n diepe indruk na op Rachmaninov dat hij besloot om die impressies om te zetten in een symfonisch gedicht.
Nog geen twee jaar later werkte hij de partituur af in Dresden. In de muziek suggereert Rachmaninov de beweging van het water en de langzaam naderende roeier met een terugkerende figuur in de onregelmatige maat ⅝. Naarmate de boot dichterbij komt, worden meer lagen en kleuren hoorbaar in het orkest. En zoals in veel van zijn andere werken citeert Rachmaninov ook het gregoriaanse Dies Irae-thema, verwijzend naar de dood. Niet lang na het componeren van dit werk kwam Rachmaninov toevallig in aanraking met de vijfde versie van Böcklins Toteninsel. Hij reageerde teleurgesteld: ‘Als ik het origineel eerst had gezien, had ik mijn Dodeneiland
waarschijnlijk niet geschreven. Ik vind het mooi in zwart-wit.’
[Arnold Böcklin, Het dodeneiland (vijfde versie), 1886]
Voor pianist Nikolaj Loeganski is Prokofjevs Derde Pianoconcerto niet alleen een van de meest vreugdevolle pianoconcerti die hij kent, maar ook ‘een van zijn meest perfecte stukken, waarin inspiratie, techniek en expressie volledig in balans zijn.’ Na de première van het concerto op 16 december 1921 in Chicago en de daaropvolgende uitvoering in New York waren de meningen echter verdeeld. Terwijl de Chicago Daily Herald het werk toejuichte als ‘het mooiste moderne concerto voor piano’, joelde het New Yorkse publiek de compositie uit. Geen wonder dat Prokofjev de Verenigde Staten in 1922 voorgoed verliet.
Prokofjev was in 1917 nochtans vol goede moed vertrokken naar de Verenigde Staten, gebrand om er zijn carrière als pianist en componist een nieuwe impuls te geven. Een pianoconcerto was hiervoor het uitgelezen visitekaartje, en zo zette Prokofjev zich in de zomer van 1921 aan zijn Derde Pianoconcerto. Hij greep daarvoor terug naar eerdere schetsen, waaronder enkele thematische ideeën die hij in 1911 had neergeschreven. Daarnaast recupereerde hij ook een thema met variaties uit 1913, samen met twee thema’s die hij in 1918 had verzameld om in een strijkkwartet te gebruiken. Het knip- en plakwerk voltooide hij tijdens een reis aan de Bretoense kust. Een van zijn buren daar was de Russische dichter Konstantin Balmont. Toen Prokofjev hem een fragment uit zijn concerto voorspeelde, reageerde hij prompt met enkele verzen, waarop Prokofjev zijn concerto aan Balmont opdroeg.
Prokofjevs Derde Pianoconcerto is het enige van zijn vijf pianoconcerti dat de traditionele driedelige vorm volgt. Hoewel het tot een van de meest virtuoze concerti voor piano behoort, is het geen typisch bravourestuk. Snelle en virtuoze passages in een stuwend ritme wisselen af met lyrische melodieën die doen denken aan zijn latere beroemde ballet Romeo en Julia. En ondanks de kritiek die het aanvankelijk te verduren kreeg, groeide het concerto uit tot een van Prokofjevs meest geliefde en gespeelde werken.
Skrjabin componeerde aanvankelijk vooral stukken voor piano. Pas daarna zette hij zich aan grotere orkestwerken, waaronder vijf symfonieën, die hij componeerde tussen 1899 en 1910. Doorheen deze symfonieën legde Skrjabin een duidelijke compositorische evolutie af, van een eerder laat-romantische naar een modernistische schrijfstijl. Gaandeweg raakte hij ook begeesterd door de poëzie van de symbolisten en de filosofische werken van Nietsche, Kant en theosofisten als Blavatski. Ze hielpen hem om zijn rol in de wereld beter te begrijpen. Zo zag Skrjabin zichzelf als een messias die de wereld zou veranderen met zijn muziek. Zijn geboorte op kerstdag beschouwde hij als het ultieme teken van deze roeping. Deze persoonlijke en radicale visie bracht hij in zijn grootschalige orkestwerken steeds intensiever tot uitdrukking.
Met de alternatieve benamingen voor zijn orkestwerken, bij voorkeur ‘Poème’, verwees Skrjabin naar een buitenmuzikale en filosofische inhoud. Voor Poème de l’Extase schreef Skrjabin zelf het gedicht dat aan de basis van de muziek lag. In een programmatekst lichtte hij het werk als volgt toe:
Het mysticisme bood Skrjabin niet alleen een filosofische leidraad, maar inspireerde hem ook tot een nieuwe ordening van klanken, buiten de grenzen van de functionele tonaliteit. Met talrijke modulaties, een chromatische schrijfwijze en het zogenaamde mystieke akkoord – een dissonante zestonige reeks waaruit Skrjabin de akkoorden en melodieën voor een compositie putte – als resultaat. In het symfonisch gedicht Poème de l’Extase paste Skrjabin deze methode toe om de harmonische spanning tot het uiterste te drijven. De ultieme verlossing klinkt pas helemaal op het einde, wanneer het voltallige orkest het enige consonante akkoord uit het hele werk speelt.