Camille Pépin Vajrayāna (2015)
Philip Glass The Light (1987)
Geoffrey Gordon Eolian - A Concerto for Harp and Orchestra (2022) (wereldpremière)
Claude Debussy La mer (1905)
*het deel over Debussy’s La Mer werd vrij herwerkt naar een tekst van Kristin Van den Buys
28.10.2022 FLAGEY
Al eeuwenlang inspireren en intrigeren de natuurelementen tal van kunstenaars, filosofen en wetenschappers. Vele religies, waaronder de Tibetaanse, eren naast de elementen ‘vuur’, ‘aarde’, ‘water’ en ‘lucht’ ook een vijfde allesomvattend element. Dat element, dat alles samenbrengt, was de inspiratie voor het orkestwerk Vajrayāna van de Franse componiste Camille Pépin (°1990). Ook in de wetenschap werd lange tijd geloofd in het bestaan van een vijfde element. Tot de wetenschappers Michelson en Morley in 1887 de aanwezigheid van die ‘ether’ teniet deden in hun baanbrekende experiment. In The Light schets Philip Glass (°1937) een portret van dit historisch moment, in zijn kenmerkende repetitieve compositiestijl.
Wie aan water en wind denkt, kan niet om de impressionistische muziek van Claude Debussy (1862-1918) heen. Zijn muziek roept in de eerste plaats een atmosfeer op: één die vluchtig en verglijdend is, één van wolken, water, wind en wervelingen. In La Mer - 3 esquisses symphoniques brengt hij de zee in al haar gedaantes tot leven. In het Concerto voor harp van de Amerikaanse componist Geoffrey Gordon (1968) heeft de wind dan weer vrij spel.
De Franse componiste Camille Pépin reeg ondanks haar jonge leeftijd al verschillende internationale prijzen aan elkaar. Zo ontving ze voor haar orkestwerk Vajrayāna - een opdracht van het Orchestre national d’Île de France en Radio France - de prijs van de jury én van het publiek tijdens het Concours Île de Créations in 2015. Vajrayāna staat voor ‘ether’, een allesomvattende staat van evenwicht en harmonie die aan de basis ligt van het aardse en het geestelijke bestaan. Pépin vond haar inspiratie voor dit orkestwerk in de vijf elementen van het Tibetaanse boeddhisme: “Ik heb het stuk opgevat als een progressie door de verschillende stadia van de geestelijke wereld. Ik heb deze fases aangeduid door middel van ritmische muzikale motieven - vaker wel dan niet - omdat ritme de kern vormt van de natuur en energie. Elk element komt dus overeen met een [ander] muzikaal motief. Ratna (Aarde) staat voor een primaire en krachtige, maar onderdrukte energie. Vajra (Water) drukt de angst uit in zijn defensieve vorm - de storm - en vervaagt in een vredig lichaam van water. Padma (Vuur) verwijst dan weer naar de spirituele plaats die bereikt wordt door gewelddadige, passionele emoties die innerlijke controle ontberen: het is de plek waar wanorde overheerst. Karma (Wind) komt overeen met een ongrijpbaar, gewichtloos en vluchtig element. Tot slot verenigt Vairocana (Ruimte) al deze elementen. Dit element bestaat buiten de tijd en is de krachtigste staat in deze zoektocht naar transcendentie; de onuitsprekelijke vervulling van de verheffing van de ziel; genezing."
Ook in de wetenschap werd lange tijd gedacht dat er naast de vier elementen een vijfde ‘ether’ bestond. Natuurkundigen geloofden dat de ether het fysieke medium was waardoor het licht zich kon voortplanten. Tot de wetenschappers Albert Michelson en Edward Morley in 1887 een experiment opzetten waarbij ze de relatieve beweging van de aarde ten opzichte van de ether wilden meten. De gedachte erachter ging - kortweg - als volgt: aangezien de aarde door die ether beweegt, zou de lichtsnelheid van lichtgolven ten opzichte van de ether verschillend moeten zijn naargelang de aarde met de ether mee of er tegenin draait. Buiten hun verwachtingen om kwamen ze uit op een gelijke snelheid. De aanwezigheid van de ether kon met andere woorden niet bevestigd worden. Toch betekende het onderzoek een belangrijke doorbraak in de wetenschap: het effende het pad voor de beroemde relativiteitstheorie van Albert Einstein.
"Vairocana (Ruimte) bestaat buiten de tijd en is de krachtigste staat in deze zoektocht naar transcendentie; de onuitsprekelijke vervulling van de verheffing van de ziel; genezing."
Toen de Amerikaanse componist Philip Glass in 1987 de vraag kreeg van het Case Western Reserve University om ter ere van de honderdjarige verjaardag van het baanbrekende experiment van Michelson en Morley een werk te componeren, ging hij er met plezier op in: “In de periode rond 1975, toen ik samen met Robert Wilson aan Einstein on the Beach aan het schrijven was, had ik onderzoek verricht naar de jaren die voorafgingen aan Einsteins eerste gepubliceerde relativiteitswerk in 1905. Ik was me bewust geworden van het cruciale belang van het het werk van Michelson en Morley voor de wetenschappers van die tijd. Hun ontdekkingen waren misschien wel dé genadeslag voor de Newtoniaanse fysica die het wetenschappelijk denken tot dan toe had gedomineerd.” Glass nam de gebeurtenis als uitgangspunt voor de muzikale structuur van zijn orkestwerk The Light: "In zekere zin vormden deze experimenten in mijn geest een bijna 'voor en na'-reeks. Het 'voor' vertegenwoordigt zoiets als de 19de-eeuwse natuurkunde. Het 'erna' markeert het begin van het moderne wetenschappelijk onderzoek. Misschien lijkt dit vanuit wetenschappelijk oogpunt wat simplistisch, maar voor mij als musicus leverde het een dramatisch contrast op. [...] De muziek begint met een langzame, romantische inleiding en leidt abrupt naar de hoofdmoot van het werk - een snelle, energieke beweging die de muziek in evenwicht houdt. Net voor de laatste ogenblikken klinken de openingsmaten opnieuw en eindigt de muziek vredig.”
Van alle elementen spreekt lucht wellicht het meest tot de verbeelding: het is onvatbaar, quasi onzichtbaar, maar levensnoodzakelijk. De Amerikaanse componist Geoffrey Gordon (1968) ging voor zijn Concerto voor Harp ‘Eolian’ aan de slag met het gedicht The Eolian Harp van de Engelse dichter Samuel Taylor Coleridge (1772-1834). Het verwijst naar de eolische harp, een klein luitachtig instrument dat door het blazen van de wind in de snaren zachte klanken voortbrengt. Zowel het gedicht als de compositie vormen een persoonlijke contemplatie over de mens, over zijn verhouding tot de natuur en het goddelijke.
Ook Debussy trachtte de wind te verklanken in een van zijn werken. Het eerste deel van zijn Nocturnes vertolkt onder andere “de plechtige bewegingen van de wolken die vervagen in de grijze tinten”. In La Mer geeft hij dan weer uitdrukking aan het spel van de golven en de wind door middel van ongewone klankcombinaties in het orkest. Debussy schreef het stuk tussen 1903 en 1905, voornamelijk in zijn werkkamer in Bourgogne, op basis van “talloze herinneringen” aan de zee. De drie bewegingen van de compositie - opeenvolgend De l’aube à midi sur la mer, Jeux de vagues en Dialogue du vent et de la mer vormen een symfonisch drieluik. De muziek verwijst naar vluchtige en kortstondige gewaarwordingen, die op een verfijnde manier weergegeven worden. Als een eindeloos spel van kleuren en nuances, zonder begin en zonder einde.