Brussels Philharmonic | Rachmaninov & Rimsky-Korsakov

Rachmaninov & Rimsky-Korsakov

programmatoelichting

geschreven door AURÉLIE WALSCHAERT

Nikolai Rimsky-Korsakov Scheherazade, op. 35 (1888)
Sergei Rachmaninov
Pianoconcert nr. 1 in fis, op. 1 (versie 1919)

[lees ook: Rachmaninov Festival]
[ontdek ook: Rachmaninov Deconstructed]
[ontdek ook: festivalschema]

[bekijk alle toelichtingen]

-----

08.10.2023 FLAGEY

De vroege jaren

Rachmaninov had het geluk geboren te worden in een welgestelde en muzikale familie: zijn grootvader aan vaderskant componeerde na zijn loopbaan als officier liederen en salonmuziek, en zijn moeder gaf hem zijn eerste lessen aan de piano. Maar door de kwistige levensstijl van zijn vader bleef er van het uitgestrekte familielandgoed al snel weinig over. Ook het huwelijk van zijn ouders hield niet lang stand, en zo verhuisde de jonge Rachmaninov met zijn broers, zussen en moeder naar een klein appartement in Sint-Petersburg. Daar trad hij als tiener toe aan het conservatorium, maar het ontbrak hem aan motivatie om te studeren.

Op aanraden van een neef, pianist en dirigent Alexander Siloti, werd Rachmaninov naar Moskou gestuurd. Hij mocht er les volgen bij de gerenommeerde maar strenge pianodocent Nikolaj Zverev. Diens ijzeren discipline werkte wonderwel. Bovendien maakte Rachmaninov dankzij Zverev kennis met het professionele muziekleven in Moskou. Niet veel later werd hij ook toegelaten tot de harmonieklas van Arenski. Al snel werd duidelijk dat hij een buitengewoon talent bezat: in 1888 studeerde hij af met de hoogste onderscheiding voor muziektheorie, en in 1892 legde hij zijn examen voor piano en compositie één jaar eerder af dan voorzien – een prestatie die bekroond werd met een gouden medaille.

Pianoconcerto nr. 1
voorbode van een beloftevolle toekomst

Al meteen na zijn afstuderen werd Rachmaninov gezien als een volwaardig componist. “Voor hem voorspel ik een grote toekomst!”, zou Tsjajkovski enkele jaren eerder uitgeroepen hebben. Rachmaninov had dan ook al enkele indrukwekkende werken op zijn palmares. Naast een aantal liederen en pianowerken was er zijn afstudeerwerk en eenakter Aleko, die zo succesvol was dat het meteen in het Bolsjojtheater gespeeld werd. En niet te vergeten: zijn Eerste Pianoconcerto – het werk dat Rachmaninov de officiële titel ‘Opus 1’ meegaf.

Rachmaninov maakte de eerste schetsen van dat Eerste Pianoconcerto tijdens de zomer van 1890, nadat hij de pianoklas van Zverev had verlaten om zich toe te leggen op zijn compositiestudie. "Ik ben een pianoconcerto aan het componeren." schreef hij in maart 1891 aan zijn vriend Natalja Skalon. "Er zijn al twee delen geschreven; het laatste deel staat nog niet op papier, maar het is wel gecomponeerd; tegen het begin van de zomer zal ik waarschijnlijk het hele concerto afwerken, om het dan tijdens de zomer te orkestreren."

Hij droeg het werk op aan zijn neef Alexander Siloti en maakte er ook een bewerking van voor twee piano’s. Het eerste deel ging in première op 17 maart 1892 aan het Conservatorium van Moskou, met Rachmaninov aan de piano. Zelf was hij niet zo tevreden over zijn compositie. Hij maakte verschillende aanstalten om het te herwerken, maar het succes van zijn tweede en derde pianoconcerti zorgde voor uitstel. Pas in 1917 vond Rachmaninov de tijd rijp voor een grondige herwerking, waarbij hij onder andere de orkestratie verfijnde, een nieuwe cadens voor het openingsdeel schreef en enkele structurele aanpassingen aan de finale maakte.

Nikolaj Rimski-Korsakov: een sterk staaltje orkestratiekunst

“Toen ik na de bolsjewistische revolutie mijn thuis en mijn geliefde Rusland moest verlaten, mocht ik voor mijn gezin van vier slechts 500 roebel per persoon meenemen, en van alle muziek die ik bezat, koos ik ervoor om enkel de partituur van Rimski's Coq d'Or mee te nemen.”

Dit korte fragment uit het interview ‘Rachmaninoff is Reminiscent’ in The Musical Observer van 1 mei 1927 maakt duidelijk hoe belangrijk de nalatenschap van landgenoot Nikolaj Rimski-Korsakov (1844-1908) voor Rachmaninov was. Rimski-Korsakov behoorde tot Het Machtige Hoopje, een groepering van vijf componisten die een eigen nationale muziektaal nastreefde, met de Russische volksmuziek als belangrijkste inspiratiebron. Behalve Aleksandr Borodin (1833-1887) waren alle componisten van deze groep, onder wie Mili Balakirev (1837-1910), César Cui (1835-1918) en Modest Moesorgski, autodidact. Zo was Rimski-Korsakov van opleiding eigenlijk officier bij de marine, tot hij Balakirev in 1861 ontmoette en die hem aanmoedigde om met zijn muzikale talent aan de slag te gaan. Nog geen tien jaar later was hij hoogleraar compositie en orkestratie aan het Conservatorium van Sint-Petersburg — onder andere Sergej Prokofjev en Igor Stravinski volgden les bij hem.

Ondanks een niet zo omvangrijk oeuvre, drukte Rimski-Korsakov een grote stempel op de muziekgeschiedenis. Vooral zijn verfijnde orkestratiekunst en kleurenspel wekte bewondering op bij zowel het publiek als tijdgenoten, en dat tot ver buiten de landsgrenzen. Zijn tot de verbeelding sprekende symfonische suite Sjeherazade, op. 35 groeide uit tot zijn bekendste compositie. Tijdens het componeren van dit werk was Rimski-Korsakov gelijktijdig de laatste hand aan het leggen aan Borodins opera Prince Igor. Die was in februari 1887 plots bezweken aan een hartaanval, en Rimski-Korsakov wilde het laatste meesterwerk van zijn mentor koste wat het kost afwerken. Van de exotische melodieën uit deze opera is ook in Sjeherazade nog een echo te horen.

Rimski-Korsakov baseerde zich voor zijn orkestsuite op de Arabische sprookjes uit Duizend-en-één-nacht. Ervan overtuigd dat alle vrouwen hem ontrouw zullen zijn, brengt Sultan Sjahriaar elke avond een huwelijksnacht door met een nieuwe bruid, om haar daarna te vermoorden. Tot de jonge Sjeherazade hem weet te misleiden door duizend-en-één nachten lang het ene spannende verhaal aan het andere te rijgen en de clou telkens te houden voor de volgende nacht. En zo geneest Sjahriaar geleidelijk aan van zijn waanzin, en leven ze nog lang en gelukkig.

Dit verhaal bracht Rimski-Korsakov helemaal tot leven in de muziek. In het eerste deel introduceert hij de sultan met een zelfzeker thema in de kopers. De viool, vaak begeleid door de harp, vertolkt dan weer de rol van Sjeherazade. Haar stem keert als een rode draad terug door het hele werk. Bijzonder is de levendige verklanking van de wilde golven op de zee, weergegeven door een op en neer gaande begeleiding in de celli en hevig geroffel van de pauken. In de eerste uitgave van de partituur liet Rimski-Korsakov nog fragmenten uit het verhaal opnemen, maar die liet hij al even snel verwijderen toen hij merkte dat het publiek en de pers deze nogal slaafs volgden: “Deze verwijzingen waren louter bedoeld om de fantasie van de luisteraar te prikkelen. [...] Mijn doel was dat de luisteraar, als die van mijn stuk als symfonische muziek hield, de indruk zou krijgen dat het vooral een oosters verhaal is bestaande uit een aantal diverse sprookjesachtige wonderen en niet slechts vier stukken die achter elkaar worden gespeeld."