Brussels Philharmonic | Beethoven 6 'Pastorale'

Beethoven 6 'Pastorale'

PROGRAMMATOELICHTING

tekst van AURÉLIE WALSCHAERT en KRISTIN VAN DEN BUYS

Felix Mendelssohn De Hebriden, op. 26, "Fingal's Cave" (1833)
Ludwig van Beethoven
Symfonie nr. 6 "Pastorale" in F, op. 68
Paul Hindemith Symphonische Metamorphosen von Themen Carl Maria von Webers (1943)

[bekijk alle toelichtingen]

-----

15.06.2024 FLAGEY

“Niemand kan zoveel van het platteland houden als ik. Want bossen, bomen en rotsen maken de echo die de mens zo graag wil horen.”
- Beethoven in een brief in 1810

Hulde aan de natuur

Beethoven bracht de zomer meestal door in Heiligenstadt, ver weg van de Weense drukte. De Pastorale symfonie - zijn Zesde - brengt als nooit tevoren hulde aan de natuur. Iedere beweging kreeg een beknopte beschrijving van waar de muziek over gaat. Toch gaf Beethoven zelf aan dat zijn muziek de uitdrukking is van de subjectieve gevoelens die hij ervoer bij het natuurschoon en geen echte verklanking is van de natuur. In de voor die tijd atypische vijfdelige symfonie schetst Beethoven opeenvolgend het ontwaken van het land, een ruisende beek, het samenzijn van mensen, een dramatisch onweer en een slotlied van vrolijke herders die hun dankbaarheid uiten na het overtrekken van de storm.

In de tijd dat Beethoven zijn Zesde symfonie componeerde had ‘beeldende muziek’ al een traditie die eeuwen terugging. Pastorale thema’s waren zeer populair, niet alleen in muziek, maar ook in literatuur en de beeldende kunst. Beethoven was met een groot deel van die traditie goed bekend. Er bestond bijvoorbeeld een flinke hoeveelheid ‘karakteristieke’ symfonieën; de titels die Beethoven aan de delen van zijn symfonie gaf lijken sterk op die van Le portrait musical de la nature, 25 jaar eerder geschreven door de inmiddels lang vergeten componist Justin Heinrich Knecht. Meer directe voorbeelden zijn te vinden in de grote koorstukken van Haydn, Die Schöpfung (1798) en Die Jahreszeiten (1801), die in die jaren in Wenen buitengewoon populair waren. Beethoven had bezwaar tegen sommige van de meer letterlijke ‘illustraties’ van Haydn, en dat verklaart deels zijn ambivalentie ten opzichte van zijn eigen verbeelding van de natuur in de Zesde symfonie.

Beethoven wandelde bijna elke middag in een van de parken van Wenen, of langs het ‘glacis’, over het grote open veld net buiten de stadsmuur. Elk jaar verkaste hij voor een paar maanden naar een dorp in de buurt, zoals Heiligenstadt, of hij trok zich terug in een kuuroord. (“De hele zomer in de stad blijven is een marteling voor me,” zei hij eens). Terwijl hij wandelde nam hij niet alleen de natuur in zich op, maar hij componeerde ook; gewoonlijk werkte hij meer gedetailleerde ideeën voor zijn composities thuis uit, in groot formaat schriften, maar hij droeg altijd kleine notitieboekjes bij zich.

op volle kracht

Toen Beethoven deze symfonieën schreef bevond hij zich, als dertiger, in de meest productieve fase van zijn carrière. In 1803, toen hij de Eroica componeerde, zette Beethoven al wat ideeën op papier die hij later zou gebruiken in de Zesde symfonie. In de jaren daarna zou de compositie van de Pastorale samenvallen met die van de Vierde en Vijfde symfonie, en ook met zeer grote projecten als de opera Fidelio. Het meest intensieve werk aan de Vijfde vond plaats in 1807 en liep door in het volgende jaar, waarna Beethoven in de lente en de zomer aan de Zesde werkte. Hij besloot de twee werken tegelijk in première te laten gaan, op een beroemd concert dat hij op 22 december 1808 in het Theater an der Wien organiseerde.

“Ik leef alleen in mijn notities. Als het ene werk nog niet eens af is, is het volgende alweer begonnen; zoals ik nu aan het schrijven ben zie ik mezelf bezig met drie, vier dingen tegelijkertijd.”

De hebriden

We springen een kwart eeuw verder in de toekomst: Felix Mendelssohn (1809-1847) schreef Die Hebriden in 1832. Hij was - net als Mozart - een wonderkind: hij schreef poëzie, schilderde, componeerde, dirigeerde en speelde uitmuntend piano. Gestuurd door zijn vader was op zijn 20ste het moment aangebroken voor de grote Europese reis ter bekroning van zijn opvoeding. In april 1829 was het dan zover: Mendelssohn vertrok naar Engeland en reisde later verder door naar Schotland. Een van de grote toeristische attracties van de negentiende eeuw was de Fingal’s Cave op het Hebriden-eiland Staffa. De grot werd in 1772 ontdekt en vernoemd naar een held uit de Schotse mythologie. De romantici zagen deze grot als een natuurlijke gotische kathedraal, een klassieke ‘tempel van God’. De naam Fingal’s Cave bleef plakken bij de uitgever Breitkopf & Härtel, die deze naam ontleende aan hun uitgave van Mendelssohns concertouverture. Sindsdien gaat Die Hebriden ook onder deze alternatieve titel door het leven.

Mendelssohn zou meteen het openingsdeuntje van zijn Hebriden-ouverturen bedacht hebben na het zien van het eiland: “Om jullie duidelijk te maken hoe wonderlijk het mij op de Hebriden te moede was, viel mij het volgende in.” Het door de altviool ingezette leidmotief roept onmiddellijk associaties op met de eeuwig tegen de rotsen beukende golven. Zelden werd het rusteloze spel van de zee, de wind, krijsende meeuwen, de zon die door de wolken breekt zo fenomenaal in muziek weergegeven. Zo liet ook niemand minder dan Johannes Brahms zich uit over die prachtige muziek van Mendelssohn:

"Ik zou alles wat ik ooit heb geschreven opgeven om iets zoals de Hebriden-ouverture te hebben gecomponeerd.”

metamorfosen

Paul Hindemith componeerde zijn "Symphonic Metamorphosis" in 1940, kort nadat hij Duitsland was ontvlucht voor de Nazi's en zich in de VS vestigde. Hij baseerde dit levendige orkeststuk op weinig bekende thema's van Carl Maria von Weber. Oorspronkelijk bedoeld voor ballet, maar door artistieke meningsverschillen herwerkt tot een zelfstandig stuk, werd het in 1944 een groot succes. Hindemith behield Weber’s melodieën maar gaf ze een moderne draai, waardoor de muziek fris en vernieuwend klinkt.

[lees meer op laphil.com]