Antonín Dvořák Symfonie nr. 9 in e, op. 95 "Uit de nieuwe wereld" (1893)
[bekijk alle toelichtingen]
10.03.2024 FLAGEY
In 1892 arriveerde de Tsjechische componist Antonin Dvořák (1841-1904) in Amerika met zijn vrouw en twee van zijn kinderen. Jeannette Meyer Thurber, oprichtster van het National Conservatory in New York, had hem overtuigd met een salaris van 15.000 dollar per jaar (zo’n 25 keer wat hij in zijn thuisstad Praag verdiende) om een nieuwe sound te verlenen aan de muziek in Amerika. Of zijn Negende Symfonie een authentieke verklanking is van het land van de hoop en beloftes, valt te betwijfelen. Maar vast staat dat het werk een grote hit werd in de Verenigde Staten en ver daarbuiten; Leonard Bernstein noemde het werk zelfs ‘waarachtig multinationaal in al zijn fundamenten.’
Toen Dvořák de uitnodiging van Thurber aanvaardde om mee te werken aan de uitbouw van een nationale Amerikaanse muziek, stond hij op het hoogtepunt van zijn carrière. De Amerikaanse klassieke muziek stond, in tegenstelling tot in Europa, echter nog in haar kinderschoenen. Thurber zag in Dvořák de geknipte man: hij beschikte over de nodige ervaring, genoot internationale bekendheid, en had belangstelling voor volksmuziek. De Negende Symfonie ‘Uit de Nieuwe Wereld’ was Dvořáks eerste werk na zijn aanstelling. De première ervan op 16 december 1893 in Carnegie Hall in New York was meteen een groot succes. Velen hoorden in de melodieën de jarenlange immigratiegeschiedenis van het Amerikaanse continent.
Dvořák liet zich inderdaad inspireren door de negro spirituals van de Afrikaanse slaven en door muziek van de oorspronkelijke Indianenbevolking, zoals het literaire epos The Song of Hiawatha van Longfellow. Maar zoals hij zelf benadrukte: “Ik heb voornamelijk de geest van de Afro-Amerikaanse en Indiase melodieën proberen weer te geven in mijn nieuwe symfonie. Ik heb geen van de melodieën effectief gebruikt.” Ook elementen uit de muziekgeschiedenis van de Europese immigranten zijn hoorbaar: op een subtiele manier verwerkte hij Boheemse, Duitse, Franse en Schotse volksmuziek in zijn symfonie en combineerde zo componenten uit zowel de ‘oude’ als de ‘nieuwe’ wereld. Helemaal Amerikaans klinkt de symfonie dus niet, eerder ‘multinationaal’ – zoals Leonard Bernstein het werk bestempelde.
Kort na zijn verblijf in New York – hij verbleef er slechts drie jaar – liet Dvořák zich in het beschouwende artikel ‘Music in America’ hoopvol uit over de toekomst van de Amerikaanse muziek: