geschreven door WALDO GEUNS
Wolfgang Amadeus Mozart Pianoconcert nr. 24 in c, KV 491 (1786)
Wolfgang Amadeus Mozart Symfonie nr. 35 in D, KV 385, “Haffner” (1782)
Wolfgang Amadeus Mozart Pianoconcert nr. 15 in Bes, KV 450 (1784)
[lees ook: in gesprek met Hewitt]
[ontdek ook: Hewitts favorieten]
[ontdek ook: Hewitt speelt Pianoconcert nr. 24]
[bekijk alle toelichtingen]
14.02.2025 FLAGEY BRUSSEL
Wolfgang Amadeus Mozart schrijft slechts twee van zijn 27 pianoconcerten in een mineur toonaard. Het Pianoconcerto nr. 24 in c is een van deze uitzonderingen. Net als zijn Pianoconcerto nr. 20 in d weerspiegelt dit werk een intensiteit en dramatiek die in Mozarts oeuvre relatief zeldzaam zijn. De muziek dateert uit 1786, het jaar waarin hij ook de opera Le nozze di Figaro componeerde.
Mozart introduceert de dramatische sfeer in het eerste deel, Allegro, met een grootse orkestrale introductie. De orkestklank is rijker dan gebruikelijk, dankzij de toevoeging van klarinetten naast de hobo’s, fagotten en fluiten. Het thema, gespeeld door de strijkers, lijkt te balanceren tussen hoop en wanhoop door de vele chromatiek en spanningsvolle akkoordsprongen. Wanneer de piano zijn intrede doet, voelt het alsof de solist zich in een strijd mengt: soms krachtig en uitdagend, dan weer introvert en contemplatief. Mozart was – zoals bij al zijn pianoconcerto’s – zelf de solist bij de première van de muziek in Wenen. Het was in die tijd gebruikelijk dat de solo-cadens door de pianist werd geïmproviseerd. Mozart voegde vaak pas een cadens toe bij de publicatie van het concerto. De precieze reden waarom hij dit niet deed in het geval van zijn Pianoconcerto nr. 24 is onbekend. Dit zorgt echter bij elke uitvoering voor een verrassing, omdat het aan de uitvoerder is om een eigen cadens te componeren die recht doet aan de intensiteit die dit openingsdeel zo kenmerkt.
In het Larghetto, het tweede deel, keert de sfeer volledig om. De melodie waarmee de piano opent, klinkt hoopvol en sereen. Eenvoud en diepgang gaan hand in hand, dankzij het delicate spel van de piano en de subtiele begeleiding van het orkest. Het derde en laatste deel, Allegretto, is een thema met variaties. Het thema zelf is eenvoudig, maar de acht variaties die volgen, zijn zeer uiteenlopend: van opgewekt tot dramatisch en virtuoos. De duistere energie van het openingsdeel blijft voortdurend op de achtergrond aanwezig, zelfs tijdens de lichtvoetige en speelse momenten. Dit geeft de finale een bijna onontkoombare intensiteit. Zelfs Beethoven was naar verluidt onder de indruk van de dramatische kracht van dit werk. Hij zou tegen een collega hebben gezegd: "We zullen nooit in staat zijn om zoiets te schrijven."
In 1782 kreeg Mozart van de rijke en invloedrijke familie Haffner in Salzburg de opdracht om een serenade te schrijven ter ere van de adellijke titel die Sigmund Haffner jr. had ontvangen. Deze serenade – bestaande uit een mars en twee menuetten – was bedoeld als feestelijke achtergrondmuziek. Later dat jaar nam Mozart de muziek terug ter hand en bewerkte de serenade tot de grootse, vierdelige Haffner-symfonie, die op 23 maart 1783 in Wenen in première ging.
Over het eerste deel, Allegro con spirito, schrijft Mozart in een brief aan zijn vader dat het "vol vuur" gespeeld moet worden. De muziek opent met een krachtige, unisono uitbarsting van het orkest. Dit grootse thema keert terug in een reeks sprankelende dialogen tussen de strijkers en blazers. Mozart gebruikt hier de monothematische techniek van Joseph Haydn, waarbij al het thematische materiaal is gebaseerd op de openingsmaten.
Het tweede deel, Andante, is zangerig en lyrisch. Ook voor de middenpassage, gewoonlijk een dramatisch contrastrijk moment in een trage beweging, kiest Mozart voor een brede, koraalachtige passage, gespeeld door de houtblazers. Het derde deel, Menuet, is het enige overgebleven fragment van de oorspronkelijke serenade. Deze gracieuze en dansende muziek leidt naar de finale, Presto. Mozart schrijft in een brief dat dit deel "zo snel mogelijk" moet worden uitgevoerd. Het slotdeel van de Haffner-Symfonie is dan ook uitbundig en virtuoos en wordt wel omschreven als "een explosie van vreugde."
Mozart voltooide zijn Pianoconcerto nr. 15 in Bes in het voorjaar van 1784, een van de meest productieve periodes van zijn carrière in Wenen. In dat jaar schreef hij maar liefst zes pianoconcerten, elk met een eigen karakter. Hij legde daarbij de lat steeds hoger, waarbij hij dit concerto, samen met zijn daaropvolgende Pianoconcerto nr. 16 in D, beschouwde “als een concerto dat je doet zweten; maar het Bes-concerto verslaat die in D qua moeilijkheidsgraad."
Zelfs vandaag de dag geldt dit werk als een van zijn meest uitdagende concerten, met zijn vele complexe toonladderfiguren en gebroken akkoorden. Het openingsdeel, Allegro, kenmerkt zich door zijn levendige en vrolijke sfeer. Maar al na de eerste inzet van de solist worden de technische uitdagingen voor de solist duidelijk. Het pianospel is zowel virtuoos als lyrisch, waarbij Mozart zijn talent toont om complexe passages natuurlijk en moeiteloos te laten klinken. Het tweede deel, Andante, is intiem en reflectief. Mozart nodigt de luisteraar uit voor een gesprek, waarin de piano een hoofdrol speelt met zachte, bijna vocale lijnen. De orkestratie is eenvoudig en expressief, wat de aandacht volledig op de piano richt.
Het concert sluit af met een opgewekt Allegro, een speels rondo. De sprankelende melodie waarmee de piano opent, vertoont opvallende gelijkenissen met het thema uit het slotdeel van zijn latere Pianoconcerto nr. 22 uit 1785. Net als in het eerste deel zet Mozart de pianist – lees: hemzelf – in de schijnwerpers met een virtuoze en stralende partij.