John Adams The Chairman Dances (1985)
Henri Dutilleux Concerto 'L'Arbre des songes' (1985)
Toru Takemitsu Dreamtime (1981)
George Benjamin Dream of the Song (2015)
[lees ook: de poëzie uit Dream of the Song]
[lees ook: Dreams soundscapes]
[bekijk alle toelichtingen]
21.01.2023 FLAGEY
Met muziek die zweeft tussen droom en werkelijkheid zet dirigent Kazushi Ono enkele bekende en minder bekende werken van hedendaagse componisten op het programma.
De Amerikaanse componist John Adams (°1947) overbrugt in zijn composities traditie en avant-garde. Zijn The Chairman Dances, een aanstekelijke foxtrot met dromerig middendeel, groeide uit tot een klassieker in het orkestrepertoire. De muziek van de Franse componist Henri Dutilleux (1916-2013) herinnert dan weer aan het impressionisme. Zijn vioolconcerto Arbres de songes is pure poëzie. Al even beeldend en sensueel zijn Dreamtime van de Japanse componist Toru Takemitsu (1930-1996) en de liedcyclus Dream of the song van de Britse componist George Benjamin (1960).
Met een vader die klarinet speelde, een moeder die in big bands zong en een grootvader wiens dancing een podium bood aan onder andere Duke Ellington, groeide John Adams op tussen een mengelmoes aan muziekstijlen. Tijdens zijn studies aan Harvard ging nog een extra wereld voor hem open: zijn leraar Leon Kirchner, zelf oud-leerling van Schönberg, toonde hem de weg naar de avant garde-muziek. Lange tijd zocht Adams naar een manier om deze vooruitstrevende toontaal te rijmen met zijn muzikale voorkeur. Die vond hij uiteindelijk in het minimalisme.
In zijn boek The Rest is Noise vat muziekcriticus en auteur Alex Ross de stijl van Adams treffend samen: “Het is Amerikaanse romantiek in de tegenwoordige tijd, die de geesten van Mahler en Sibelius eert, inplugt op het minimalistische proces, klanken van jazz- en rockmuziek jat, de dossiers van naoorlogse vernieuwing doorvlooit.” Een mooie illustratie daarvan is Adams’ The Chairman Dances, Foxtrot for Orchestra uit 1985. Daarin breidt hij het minimalisme uit met een expressief palet aan tempi, harmonieën en dramatische effecten. Tegelijk sluit hij aan bij de Amerikaanse volkstraditie door een foxtrot en elementen uit de jazzmuziek in te zetten.
Adams zag het werk als een “opwarmertje” voor zijn opera Nixon in China: “In die periode, ergens in 1985, moest ik een lang uitgestelde opdracht voor het Milwaukee Symphony afwerken, maar omdat ik het scenario van de derde akte van Nixon in China al had gezien, kon ik niet wachten om aan dat stuk te beginnen. En zo vatte ik The Chairman Dances op als een ‘foxtrot’ voor voorzitter Mao en zijn bruid Chiang Ch'ing [...]. In de surrealistische slotscène van de opera onderbreekt zij de vermoeiende formaliteiten van een staatsbanket en verstoort ze het slome protocol door de voorzitter, die slechts aanwezig is als een gigantisch portret van veertig voet aan de muur, uit te nodigen om "naar beneden te komen, oude man, en te dansen".”
Henri Dutilleux nam graag zijn tijd om te componeren. Zijn nauwgezette manier van werken zorgde dan misschien voor een beperkte output, de kwaliteit en verfijndheid van zijn oeuvre zijn verbluffend. De emotionele geladenheid en directheid van zijn muziek leverden hem bovendien wereldwijde waardering op van zowel publiek als artiesten. Zo blijkt ook uit een artikel uit Le Monde dat verscheen naar aanleiding van de langverwachte première van Dutilleux’ L’arbre des songes op 8 november 1985: "Eerst aangekondigd voor 1980, vervolgens voor 1983, werd het werk dinsdagavond in première gebracht (en rechtstreeks uitgezonden op France Musique) door Isaac Stern en het Orchestre National onder leiding van Lorin Maazel; maar we zullen het de auteur, geprezen door het publiek van een tot de nok toe gevuld Théâtre des Champs Elysées, niet kwalijk nemen dat hij deze stralend mooie partituur zo lang heeft opgepoetst.”
Dutilleux schreef zijn vioolconcerto L’arbre des songes in opdracht van Radio France, om de zestigste verjaardag van violist Isaac Stern te vieren. In een virtuoos bravourestuk was de componist niet geïnteresseerd, en ook voor een traditionele vierdelige opzet voelde hij weinig. Dat laatste loste hij op door de vier hoofddelen aan elkaar te lijmen met drie interludes die elk van karakter verschillen: “De eerste is pointillistisch, de volgende monodisch, en de laatste begint vanuit een zekere verstilling. De solist heeft in deze stukken zeker geen passieve rol; aan het einde van het tweede tussenspel hecht zij zich parallel aan het orkest. Deze parallelle rol wordt heel duidelijk in de centrale episode van het werk (het langzame deel), waar de oboe d'amore en de soloviool elkaar imiteren in een spel van spiegelbeelden.” Die symmetrische opbouw is kenmerkend voor het hele werk. De titel verwijst namelijk zowel naar de sfeer als naar de structuur en thematische ontwikkeling van het werk: "Al bij al groeit het stuk enigszins als een boom, want de constante vermenigvuldiging en vernieuwing van zijn takken is de lyrische essentie van de boom. Dit symbolische beeld, net als de notie van een seizoenscyclus, inspireerde mijn keuze voor L'arbre des songes als titel van het stuk."
Toru Takemitsu is grotendeels autodidact: hij leerde zichzelf componeren door verschillende stijlen te bestuderen, van jazz en filmmuziek over Debussy en Schönberg tot de avant-garde muziek van Cage. Mede dankzij Stravinsky – die zijn werken uitgebreid prees in de pers – groeide hij uit tot de eerste Japanse componist met enig aanzien in het Westen. Takemitsu ziet zichzelf als een brug tussen de westerse en Japanse cultuur: “Ik wil zowel de Japanse traditie als de westerse innovatie volgen; beide muzikale stijlen tegelijkertijd handhaven is de kernfocus van mijn compositorische proces geworden. Het is een tegenstelling die ik niet wil oplossen - integendeel, ik wil dat de twee stijlen de strijd met elkaar aangaan. Ik wil een klank bereiken die net zo intens is als de stilte.”
Takemitsu’s muziek klinkt poëtisch, vervuld van rijke akkoorden en nevelige melodieën. Maar daarachter schuilt telkens een heel precies geconstrueerd klankenweb. Net als zijn grote voorbeeld Debussy hecht hij een groot belang aan klankkleur en subtiele effecten, en zelf omschrijft hij zijn muziek als “een ontvouwde schilderijrol”. Voor Dreamtime, een opdracht van het Nederlands Dans Theater, liet hij zich inspireren door de mythologie van de Australische aboriginals. Het is een wereld waarin droom en werkelijkheid in elkaar vloeien: "Zoals een droom met al zijn levendige details wijst op een onverwacht, onwerkelijk geheel, zo hangen in dit werk korte episodes schijnbaar incoherent aan elkaar om een muzikaal geheel te vormen. De subtiele variaties in ritme en tempowisselingen dienen slechts om het gevoel van het zweven in de muziek te benadrukken.”
Ook de muziek van George Benjamin wortelt deels in de kleurrijke taal van het impressionisme. “Betoverend”, “mysterieus” en “sensueel” zijn enkele van de beschrijvingen die opduiken in recensies van zijn liedcyclus Dream of the song voor orkest, contratenor en vrouwenkoor. De gezongen teksten - Hebreeuwse gedichten van Samuel HaNagid en Solomon Ibn Gabirol en Spaanse verzen van Federico García Lorca - leiden allemaal terug tot Arabische poëzie uit het 9de-eeuwse Andalusië. Door de contratenor de Hebreeuwse gedichten in een Engelse vertaling en de vrouwenstemmen de oorspronkelijke Spaanse verzen te laten zingen, creëert Benjamin een bijzondere samenhang: “Die komt het mooist tot uitdrukking in het laatste deel, waarin de solist en het koor twee gelijktijdige visioenen van de dageraad bezingen, die duizend jaar van elkaar bedacht werden.”