Gérard Grisey Vortex Temporum (1995)
Egidija Medeksaite ÂKÂSHA (2015)
Kristine Tjøgersen Bioluminescence for orchestra (2017)
Claude Vivier Lonely Child (1980)
[lees ook: Bioluminescence composer's note]
[bekijk alle toelichtingen]
13.01.2023 DE BIJLOKE
18.03.2023 FLAGEY
In den beginne, lang voor er in dit project sprake was van artiesten en componisten, van solisten en lichtkunstenaars, maalde voor het nieuwe programma Child of Light het idee van een helderwit schijnen al door de hoofden bij Ictus. Licht als iets bovennatuurlijk, bijna sacraal, engelachtig. En tegelijkertijd als pure fysica, met zijn zuiver wetenschappelijke raakvlak met de muziek. Optica en akoestiek, de studie van golven, elk op hun manier. Vanuit die kiem ontsproot een nieuwe coproductie tussen Brussels Philharmonic en Ictus die voorbij de natuurkunde op zoek gaat naar de ongereptheid in oor en in oog.
Hoewel muziek voor allebei het primaire medium is, staan voor één keer geen componisten centraal in dit verhaal. Het is lichtkunstenaar Caspar Langhoff die tijdens dit programma het discours bepaalt. Hij kiest wie en wat er wanneer – letterlijk – in het spotlicht geplaatst worden. Zijn carrière en die van Ictus meanderen al sinds 2015 volgens dezelfde stroom. Opgeleid in Brussel, aan het Institut National Supérieur des Arts du Spectacle (de Franstalige tegenhanger van het RITCS), heeft hij de naam een jazzman van het licht te zijn. Iemand die vanuit de dialoog met artiesten werelden schept met stralen, maar die het liefst van al nog tot tijdens de première improviseert met zijn schakelaars.
Voor Child of Light leidde die dialoog tot een concept dat uitgaat van een artificiële zon en maan. Langhoff creëert de hemellichamen op scène met grote stalen schijven die hij met lichtbronnen aankleedt: nu eens verblindend, dan weer diffuus. Brandend als zonlicht of reflecterend als maneschijn. Dat beide objecten ook afzonderlijk van elkaar kunnen bewegen en voor elkaar kunnen schuiven, geeft Langhoff bovendien de mogelijkheid om een eclips na te bootsen. Een beeld dat al lang met de dood in verband staat, en dat in zijn morbiditeit schril kan contrasteren met de beoogde puurheid. Tegelijk zorgt de mogelijke verduistering voor een tegenstelling tussen licht en donkerte, want wanneer Langhoffs zon op volle sterkte schijnt, is de bühne gehuld in een allesverzengend wit.
Vanuit die beelden ontspint zich een visuele vertelling die ononderbroken alle werken op het programma omvat. Er zijn geen rupturen. Door korte auditieve intermezzi tussen de geprogrammeerde composities in te lassen, kan de voorstelling continu blijven doorlopen. Zelfs de nodige podiumwissels vinden plaats tijdens dit klankvoegsel, en worden evengoed door Langhoff geënsceneerd. Op die manier slaagt hij erin om de spanningsboog van begin tot einde aan te houden, en het uiteenlopende muziekmateriaal tot één geheel te smeden.
Nu, al mag het muzikale programma door de hand van de lichtkunstenaar in elkaar passen, toch verdwijnt Caspar Langhoff zelfs binnen zijn eigen vertelling even naar het achterplan. In Kristine Tjøgersens werk Bioluminescensce moet hij wel dimmen, en zijn het de muzikanten op het podium die het lichtverhaal verderzetten.
Haar werk begint namelijk verplicht in totale duisternis. In het pikzwart schept ze een beeld van vuurvliegjes in de concertzaal. Op basis van onderzoek van entomoloog James E. Lloyd transcribeerde de componiste het lichtgeven van deze insecten – dat voor elke soort gloeiwormen volgens een uniek patroon gebeurt. Die patronen liggen niet alleen aan de basis van het ritmische en melodische notenmateriaal, ze maken ook visueel deel uit van het werk en staan uitgeschreven op de notenbalken. Met behulp van led-lichtjes moeten de musici deze motieven uitvoeren. Slechts geleidelijk aan neemt de helderheid op scene toe, als een kritiek op de toenemende lichtvervuiling die het voortbestaan van deze beestjes bedreigt.
Bioluminescensce mag dan vanuit zijn premisse Langhoffs werk dicteren, de overige stukken op het programma gunnen hem wel ongebreidelde artistieke vrijheid om zijn visioen te ontplooien. Ze kwamen opborrelen uit het oorspronkelijke concept en zijn in een geven-en-nemen tussen orkest, dirigent Ilan Volkov, en lichtkunstenaar overeengekomen. Het zijn werken die, elk op hun manier, de vooropgestelde puurheid bevatten.
Zo wordt dat idee in Lonely Child van de Canadees Claude Vivier vertaald naar zijn kindertijd, een periode die in zijn oeuvre een bijna mythische rol krijgt toebedeeld. De militante queerpersoonlijkheid brak al vroeg met zijn moeder, en zou gebukt onder dat trauma voortdurend op zoek gaan naar haar onmogelijke erkenning. Zijn tragische levenseinde, gruwelijk vermoord in een daad van homofoob geweld, staat dan weer in schril contrast met dat streven naar ongereptheid. Als componist dook Vivier vooral in de diepte van de klankkleur. Op aanvuren van zijn leermeester Karlheinz Stockhausen liet hij de harmonische betekenis van de muziek varen. Geluiden hadden enkel nog nut omwille van de sonoriteit die hij ermee kon opwekken. Daarmee is Vivier een van de belangrijkste grondleggers van het latere spectralisme, waarin die ideeën rond timbre verder zouden worden uitgewerkt.
Vortex Temporum geeft Langhoff om een andere reden carte blanche. Sinds de gelijknamige choreografie van Anne Teresa De Keersmaeker uit 2013 behoort het werk van Gérard Grisey tot het kernrepertoire van Ictus. Het is een compositie die ze probleemloos vanbuiten kennen en dus zowel in het pikzwart als in verblindend wit kunnen uitvoeren. De puurheid zit hem in dit werk in de manier waarop de componist erg spaarzaam met muzikaal materiaal omspringt. Met stijgende en dalende arpeggio’s verklankt hij met een bijna visuele toonzetting sinus- en andere (synthetische) geluidsgolven. Zo blijft de natuurkunde ook hier nooit veraf.
Op die manier wordt Child of Light een conceptueel totaalverhaal waarin klank- en lichtgolven op een bijna synesthetische manier samensmelten. Soms schaamteloos spiritueel maar bovenal opperst esthetisch komt muziek in de handen van een lichtkunstenaar, en spelen musici met licht.
met dank aan Jean-Luc Plouvier voor de programmatoelichting