Brussels Philharmonic | in gesprek met Patricia Kopatchinskaja

in gesprek met Patricia Kopatchinskaja

De magie van het moment

Voor Patricia Kopatchinskaja is muziek geen dorre materie, maar een kwestie van levensbelang. Stapt deze Moldavische violiste en componiste het podium op (al dan niet blootsvoets), dan kun je een muzikale stroomstoot verwachten die je de wereld in een nieuw licht laat zien. Of ze nu oude, hedendaagse of eigen muziek speelt: steevast legt ze de noten in een nieuwe plooi, geïnspireerd door de unieke energie van het moment. Conventie en perfectie zijn daarbij ondergeschikt aan fantasie en avontuur.
Een portret van Patricia Kopatchinskaja – die zichzelf ‘PatKop’ noemt – kan dan ook niet anders dan veelzijdig zijn. In de aanloop naar het festival sprak ze over haar kijk op muziek en het bijzondere ritueel van een concert met intendant Joost Fonteyne en dramaturge Katherina Lindekens van Klarafestival.

An Evening With Patricia Kopatchinskaja · 26.03.2025 · Flagey

Klarafestival 2025: festivalartiest Patricia Kopatchinskaja neemt je mee naar een bijzonder moment uit de muziekgeschiedenis: de jaren 1930. In deze turbulente periode viel op artistiek vlak duizelingwekkend veel te beleven, en enkele van die mijlpalen passeren de revue in een triptiek van concerten.

Ontdek meer
Joost Fonteyne: In een interview vertelde je ooit dat de regen je eerste muziekleraar was.

Patricia Kopatchinskaja: Ik herinner me inderdaad levendig mijn eerste indrukken van ritme en melodie in de natuur. Mensen vragen steeds wie je docent was, maar je kunt overal leren. Muziek is niet alleen wat in partituren genoteerd staat. Meer zelfs, Busoni zei: ‘Zodra je muziek opschrijft, maak je ze dood.’ Je legt ze letterlijk vast in een rigide vorm. Om muziek te kunnen uitvoeren, moet je ze dus van het papier af halen en weer tot leven wekken. Een optreden is een persoonlijke ontmoeting. Ik vertolk wat zich tussen het werk en mezelf afspeelt – hier en nu, zonder bemiddeling van theorieën of tradities. In dat avontuur probeer ik het publiek mee te nemen. Soms gaat het mis, en dat is ok. Ik vind het belangrijk om fouten en imperfecties te omarmen. We zijn mensen.

Katherina Lindekens: Je bent zowel violiste als componiste. Hoe verhouden die twee identiteiten zich tot elkaar?

PK: Ik maak geen onderscheid tussen creatieve processen. Composities hebben volgens mij trouwens ook geen eigenaar – zelfs niet de auteur. Het materiaal is overal om ons heen. Als maker capteer je gewoon iets dat al aanwezig is. Het is een privilege om het te horen, op te schrijven en te spelen. De componist is geen god, met musici als dienaars. Nee, we maken allemaal deel uit van dat creatieproces. De partituur is een tussenhalte, waar het materiaal even wordt bewaard. Maar dan moeten we het naar onze tijd halen en vertolken in een taal die iedereen verstaat. Wanneer ik oude muziek speel, ben ik niet in een ver verleden. Uiteraard wil ik ze even verrassend en revolutionair laten klinken als toen. Maar ik sta in het nu. Mijn luisteraars leven in deze tijd. Ze weten wat nucleaire dreiging en klimaatverandering zijn; ze kennen Spotify en A.I..

KL: Het publiek is dus een cruciale medespeler?

PK: Absoluut. Zonder het publiek bestaan we niet. Er staat ook geen muur tussen speler en toeschouwer, al zou je soms denken van wel. Het lijkt wel alsof de concertzaal de plek van de kerk heeft ingenomen: de musici staan op veilige afstand, en mensen mogen alleen applaudisseren. Die sacrale setting wil ik graag ontheiligen. Van mij mag het podium een speeltuin zijn. Speel met muziek. Leef ze, steeds opnieuw. Move it! Wat is onze opdracht als kunstenaar? Eerst en vooral: ons publiek niet te vervelen. Daarnaast moeten we zo authentiek mogelijk zijn. We staan op het podium als ons fragiele, naakte zelf, maar met een sterke boodschap.

Een concertzaal is geen wellnesscentrum. Het is een ruimte voor entertainment en schoonheid, zeker, maar ook voor fascinatie, confrontatie, provocatie. Als kunstenaar toon je een spiegel van je ziel.

Patricia Kopatchinskaja
JF: Ik zie kunstenaars ook als vragenstellers, die ons uitnodigen om te reflecteren.

PK: Artiesten zien de wereld vaak net een tikkeltje anders. Daardoor trekken ze mensen ook uit hun comfortzone. Een concertzaal is geen wellnesscentrum. Het is een ruimte voor entertainment en schoonheid, zeker, maar ook voor fascinatie, confrontatie, provocatie. Als kunstenaar toon je een spiegel van je ziel. Alleen zo kun je een fractie van de waarheid op het spoor komen, en die heeft altijd vele lagen. Daarom denk ik ook niet dat kunst apolitiek kan zijn. Politiek gaat over ons en kunst gaat over ons. We zijn geen aliens. We zijn hier, we zijn een gemeenschap.

JF: Reduceren we kunst te veel tot schoonheid? Mensen vragen elkaar na een concert vaak: ‘Vond je het mooi? Heb je ervan genoten?’

PK: Ja, terwijl de vraag misschien eerder is wat een concert met je deed. Die ervaring kán met schoonheid te maken hebben, maar ook met zoveel andere dingen. Schoonheid is een rekbaar en persoonlijk begrip. Denk maar aan de wrange schilderijen van Francis Bacon, De schreeuw van Munch of de helletaferelen van Hieronymus Bosch. Of neem de gezichten van Frans Hals: als je er met je neus op zit, zijn ze verre van perfect. Je hebt wat afstand nodig om hun kracht te ervaren. Een dissonant in de muziek van Kurtág, dat is schoonheid.

KL: Even terug naar je oproep om imperfectie te omarmen. Uit de mond van zo’n fenomenale violiste klinkt die bijna paradoxaal.

PK: Het gaat me vooral over de integratie van kunst in het leven en omgekeerd. Ik leerde veel uit de volksmuziek die ik hoorde in mijn kindertijd, en die heel functioneel was. Zo was er dansmuziek, en muziek voor uitvaarten en andere rituelen. Steevast zat die zo in elkaar dat je niet anders kon dan dansen of huilen. Dat soort directheid is diep in mij verankerd. Muziek is eigenlijk nooit abstract. Ze is er om iets mee te doen. Zelfs wanneer ze geen concrete boodschap of bedoeling heeft, appelleert ze aan ons. Ze wil gehoord worden. Ik geloof niet in absolute muziek. Niet écht.