Gustav Mahler Symfonie nr. 3 in d (1896)
[bekijk alle toelichtingen]
27.09.2024 DESINGEL ANTWERPEN
28.09.2024 FLAGEY BRUSSEL
05.10.2024 CONCERTGEBOUW BRUGGE
Aan de Derde Symfonie van Gustav Mahler (1860-1911) zijn veel superlatieven toe te kennen: het is zijn langste, veelzijdigste, meest humanistische en optimistische symfonie. En met haar gigantische bezetting – het werk vraagt om een buitengewoon groot orkest, alt solo en een vrouwen- en kinderkoor – ook een van de omvangrijkste. Maar nog belangrijker is dat deze compositie Mahlers visie op het genre en op de wereld het best weerspiegelt.
Dat schreef Mahler in 1896, terwijl hij de laatste hand legde aan de compositie. Waar zijn eerste twee symfonieën verwijzen naar eerder zwaarmoedige thema’s als de dood en wederopstanding, brengt Mahler met zijn Derde een ode aan de schepping van de wereld en de natuur. Daarmee refereert hij niet alleen aan de ons omringende fauna en flora, maar ook aan de menselijke natuur en de tegenstelling tussen het aardse en het spirituele bestaan. Het resultaat is goed voor een anderhalf uur durende trip van jewelste, langs oerkrachten en natuurschoon, van de mensheid tot het hiernamaals.
Net zoals dat voor zijn eerdere symfonieën het geval was, werkte Mahler verschillende zomers aan zijn Derde Symfonie. Zijn bloeiende carrière als operadirigent in Hamburg slokte zoveel tijd op, dat hij doorheen het jaar nauwelijks toekwam aan componeren. Tijdens de zomervakanties trok hij zich terug in Steinbach am Attersee, een idyllische plek in de Alpen bij Salzburg, waar hij in alle rust kon componeren. Hij maakte er lange wandelingen door de bergen en liet zich inspireren door de natuur. De muzikale ideeën die in hem opkwamen, noteerde hij in kleine schetsboeken en werkte hij bij aankomst in zijn Komponierhäuschen aan het meer verder uit tot een eerste ontwerp. Eenmaal terug in Hamburg reviseerde en orkestreerde hij de schetsen, tussen zijn werk als dirigent door.
Zo verging het ook zijn Derde Symfonie: in 1894 had Mahler de kladversie van de symfonie klaar, en twee zomers later liet hij aan bevriende musici weten dat zijn ‘aan Pan gewijde symfonie’ klaar was. Aan dirigent Bruno Walter, die in augustus 1896 op bezoek was en aangaf erg onder de indruk te zijn van de omgeving in Steinbach, antwoordde Mahler dat hij die schoonheid net ‘weggecomponeerd’ had in een zesdelige symfonie. Aanvankelijk had Mahler ook nog een bewerking van zijn bestaande lied Das himmlische Leben – een beschrijving van het paradijs door kinderogen – als zevende deel voorzien. Die plannen veranderde hij gaandeweg toen hij merkte dat het eerste deel grotere proporties aannam, om Das himmlische Leben uiteindelijk in zijn Vierde Symfonie te gebruiken. Maar zelfs zonder dat extra deel is Mahlers Derde Symfonie een uit de kluiten gewassen compositie, met een gemiddelde uitvoeringsduur van 100 minuten.
Tijdens het compositieproces gaf Mahler verschillende namen aan de symfonie, gaande van "Een zomernachtsdroom", "De vrolijke wetenschap" tot "een aan Pan gewijde symfonie". Ook aan de onderliggende bewegingen kende hij in zijn schetsen programmatische titels toe:
Al die benamingen dienden echter vooral als leidraad voor Mahler zelf. Bij de publicatie van de partituur liet hij de titels bewust achterwege, om de symfonie te ontdoen van elke buitenmuzikale context. Hij was van mening dat de muziek voor zichzelf zou spreken en het verhaal erachter er niet meer toe deed eens de muziek op papier stond: "Sinds Beethoven is er geen moderne muziek meer zonder programma, maar muziek is niets waard als je eerst moet uitleggen wat je erin moet ervaren. Je moet je oren en je hart meenemen, en de wil om je over te geven. Er is altijd enige vorm van mysterie, zelfs voor de componist."
De titels vertellen wel iets over het conceptuele kader dat Mahler voor ogen had. Zo is het eerste deel, een uitbundige verklanking van de oer- en natuurkrachten, opgehangen aan de Griekse god Pan:
Voor Mahler belichaamde de figuur van Pan het hele universum, van het aardse tot het hiernamaals. Die idee loopt als een rode draad doorheen de symfonie en hangt ook samen met andere verwijzingen naar de literatuur, waaronder die naar Meine fröhliche Wissenschaft (1882) en Also sprach Zarathustra (1892) van de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche. Van dat laatste werk gebruikte Mahler de tekst "O Mensch" uit het Mitternachtslied als basis voor het vierde deel van de symfonie. Hier komt de mens aan het woord, in zijn zoektocht naar verlichting voor zijn aardse zorgen. Het vijfde deel – op een tekst uit Des Knaben Wunderhorn – markeert een volgende stap in dat spirituele proces, en vindt zijn uiteindelijke vervulling in het slotdeel, in de liefde. Die ziet Mahler als volgt:
Het duurde even voor Mahlers Derde Symfonie in zijn volledigheid in première ging. In 1896 en 1897 waren het tweede, derde en zesde wel al afzonderlijk uitgevoerd, maar pas in 1902 kon Mahler de volledige symfonie creëren in Krefeld. Mede dankzij Richard Strauss, die iets eerder de uitvoeringen van Mahlers Tweede en Vierde Symfonie in München bijgewoond had, en sterk onder de indruk was. De première was een groot succes: een lokale krant meldde "‘een daverende ovatie die niet minder dan een kwartier duurde", en een Zwitserse criticus noemde het laatste deel "misschien wel het beste Adagio dat sinds Beethoven geschreven is."